‘Ik was al bijna vergeten hoe het voelde, dat verlangen om beeldend te creëeren.
Daarom ben ik ontzettend blij dat ik alsnog de stap naar het schilderen heb gezet.’
Pia van Velde: van overgave naar creatie
Het is januari 2021 als we elkaar voor het eerst ontmoeten. Haastig gaat ze me voor naar het atelier. Niet omdat de telefoon gaat, of omdat de hond uitgelaten moet worden, maar omdat ze geen tijd te verliezen heeft. Ze wil, of liever gezegd, ze moet: schilderen. Ze heeft al teveel tijd verloren, en er is nog zoveel te leren en te schilderen.
De tijd dringt.
‘Ben jij eigenlijk familie van Bram van Velde?’ vraag ik haar terloops. ‘Dat klopt, we zijn directe familie van Bram en Geer, want het waren broers. Niet alleen Bram maar ook Geer was kunstenaar, en een goede ook. Pas na hun dood kwam ik erachter dat we familie waren, dat is wel jammer.’ Ja en nee denk ik, want zo heeft ze haar passie geheel op eigen kracht ontdekt en niet als ‘familie van’, met alle voor- en nadelen die zo’n familieband met zich mee kan brengen.
1983-2004
Van haar vader mocht ze niet naar de kunstacademie. Een lang gekoesterde wens ging in rook op. Maar toen ze op haar 33e met een kunstenaar – Mon Wolters (1933 – 2004) – thuiskwam, zag hij dat hij een verkeerde beslissing had genomen en bood hij zijn excuses aan. Die erkenning deed haar goed, maar haar professionele leven werd een lange zoektocht. Nooit was ze ergens op haar plek. Nooit vond ze de bevrediging waarnaar ze zocht. Totdat ze die bewuste kunstenaar ontmoette en de schilderkunst haar, zoals ze zelf zegt, ‘overkwam’.
Meer dan eenentwintig jaar lang stond hun gezamenlijke leven in het teken van de schilderkunst. Mons schilderkunst. Door zijn zwakke gezondheid leidden ze een nogal teruggetrokken leven, gedeeltelijk in hun buitenhuis in Frankrijk. De talloze gesprekken – en het eindeloze kijken naar zijn schilderijen – leidden ertoe dat Pia zich na verloop van tijd volledig met Mons werk kon identificeren. Beetje bij beetje werden zijn schilderijen, hoewel niet door haarzelf geschilderd, deel van haar.
Maar toch, ondanks haar complete overgave aan zijn werk was het Mon die haar aanspoorde om zelf te gaan schilderen. Zich bewust van Pia’s oog voor compositie en kleur, en haar grote artistieke kennis en gevoel, vroeg hij haar, aan het einde van zijn leven, om haar professionele leven op te geven en zijn oeuvre verder te ontwikkelen. Het zou volledig tot haar beschikking komen staan en zij zou er nieuw leven in mogen blazen. Op één voorwaarde: naar eigen goeddunken. En zo kwam het dat ze er, na Mons overlijden in 2004, op haar vierenvijftigste, alleen voor stond.
Pia: ‘Ja, en wat doe je dan? Het gemis was groot. Hoe kun je dat verlichten? Door inderdaad zelf te gaan schilderen, en eindelijk te ‘luisteren’ naar jezelf.’
En zo geschiedde.
2005-2021
Aanvankelijk met aarzeling, maar inmiddels met volle overtuiging, zet Pia Mons oeuvre – grotendeels bestaand uit geschilderde diptieken – in alle vrijheid voort. Alex de Vries (schrijver, curator en kunstcriticus) schrijft hier treffend over: ‘Met deze handelswijze, die door Mon Wolters zelf in gang is gezet, worden traditionele begrippen als authenticiteit, originaliteit en vakmanschap in een ander licht gesteld. Vanzelfsprekend werkt Pia van Velde in de geest van Mon Wolters, maar ze kan alleen zichzelf in het werk leggen. Ze levert zich daarbij over aan wat is gegeven, waardoor het werk overleeft.’* Hun gezamenlijke keuze om tweeluiken te maken overleeft inderdaad, maar op grond van Pia’s persoonlijke beweegredenen: ‘Een tweeluik is in vergelijking met een enkel doek ongrijpbaarder, het totale beeld levert een visuele frictie waarmee ik mezelf graag confronteer.’
Ze schildert niet vanuit een vooropgezet plan, maar vanuit haar intuïtie. Onderwerpen als landschappen, ramen, bloemen, bladeren, lichamen, citrusvruchten, aardewerk (vazen) wisselt ze af met abstracte elementen als het grid, verticale banen, driehoeken en spiralen, al dan niet in dezelfde tonaliteit. Ze werkt met acrylverf, olieverf op waterbasis, en organisch materiaal als gedroogde bladeren en vruchten waardoor haar schilderijen een ‘doorleefd reliëf’* krijgen dat ze door vorm- en kleurgebruik in sfeer versterkt.
‘Ik schilder om te worden wie ik ben.’
Niet zozeer de zoektocht naar symbiose in vorm en inhoud (zoals bij Mon het geval was), als wel de menselijke tweeslachtigheid en de daarmee gepaard gaande – elkaar versterkende – tegenstellingen geven Pia’s werk de complexiteit waarin ze zichzelf en het leven herkent.
Pia: ‘Mijn werk gaat over de tegenstrijdige, menselijke natuur. Enerzijds willen we symbiose, en verlangen we naar verbondenheid en eenheid, anderzijds streven we naar autonomie en verscheidenheid. De mens moet zichzelf alsmaar heruitvinden. Je weet nooit precies waar het heen gaat. Dat geldt ook voor de kunst: iedere keer weer ga ik het gevecht aan met het doek en moet ik keuzes maken met betrekking tot structuur en transparantie, dichtheid en kleur, vlakken en lijnen. Die keuzes maken de schilderkunst, net als het leven zelf, interessant voor zover ze je dichter bij jezelf brengen.’
Schilderen om dichter bij haarzelf te komen, met alle tegenstrijdigheden van dien, dat raakt mijns inziens de kern van Pia’s schilderkunst. En verklaart wellicht waarom haar schilderijen soms doen denken aan patronen en motieven die we kennen van dameskleding en stoffering uit de jaren vijftig, dan weer verwijzen naar een landschap in combinatie met een monochroom of naar menselijke figuren achter en voor de tralies. Zoals de dag verschillende momenten en sferen kent – van vrolijk, geanimeerd en druk naar ernstig, rustig en meditatief – zo zijn Pia’s schilderijen gevarieerd en tegenstrijdig als het leven zelf. Maar altijd weer stijgen de schilderijen uit boven het herkenbare: doordat Pia bekende onderwerpen in een verrassende omgeving schildert en met onverwachte elementen combineert, worden ze eerder onderdeel van een groter geheel dan dat ze betekenis ontlenen aan zichzelf.
Pia’s schilderijen komen enerzijds voort uit een persoonlijk verlangen zichzelf te ontdekken en te ontwikkelen als autonoom kunstenaar, en anderzijds uit de diep gekoesterde wens het gedachtegoed van haar overleden inspiratiebron en geliefde (het grotere geheel) levend te houden. In de ‘visuele frictie’ die deze keuze oplevert, ontstaat haar kunst. En precies dát verklaart waarom die kunst – in combinatie met haar uitmuntende kleurgevoel en die trefzekere toets – zo authentiek, origineel en betekenisvol is.
Haar vader zou trots op haar zijn.
Groepstentoonstellingen
1970 Stadhuis, Gouda
2008 Kunstig Platteland, Kantens Groningen
2011 Openateliers Plantage Weesper, Amsterdam
2011 Stedelijk IJburg, Amsterdam
2014 Openateliers Jordaan, Amsterdam
2015 Beeldend Gesproken, Amsterdam
2015 Brooklyn Hotel, Amsterdam
2016 Beeldend Gesproken, Amsterdam
2016 La mairie, La Roquebrou France
2022 (re)Discoveries, Amsterdam
Solo tentoonstellingen
2009 Centraal Buro Parlan, Alkmaar
2011 Amphia, Oosterhout
2014 MC Dudok, Hilversum
2015 Faces, Landscapes and leaves, Amsterdam
2018 Beeldend Gesproken, Amsterdam
2024 La Capitale Galerie, Paris France